|
|
Lied 1003
Lied 1003
Over dit lied
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Enschede)
Lied uit oorlogssituatie
Als je niet beter zou weten, zou je denken dat het Liedboek in 2013 de coronacrisis al had voorzien door het lied Stil is de straat overal van pater Jan Jetse Bol op te nemen. Maar niets is minder waar. De oorspronkelijke versie, die in het Liedboek staat, lijkt vanuit een oorlogssituatie geschreven, waar de straten leeg zijn na bombardementen. Waar alleen een sirene van het luchtalarm die stilte doorsnijdt. Waar hongerige mensen wezenloos voor zich uit staren zonder licht in hun ogen. Waar mensen de schuilkelders opzoeken en kinderen alleen maar huilen. Waar vrolijkheid heeft plaatsgemaakt voor alleen maar angst en de mensen voortdurend verschrikt zijn.
Coronaversie
Het lied werd actueel tijdens de eerste lockdown in 2020, toen Gert Landman een viertal nieuwe coupletten bij het lied schreef. De coronatijd is in sommige aspecten vergelijkbaar met oorlogstijd (de angst, de onzekerheid, op gezette tijden niet naar buiten mogen), in andere aspecten niet (we leven in vrede, hebben een dak boven ons hoofd en voldoende te eten), maar vooral het thema van de lege straten is heel herkenbaar in deze tijd en heeft – onbedoeld! – met de avondklok nog meer aan actualiteit gewonnen.
Lied bij de actualiteit
Meestal worden liederen actueel als je de bestaande tekst in een nieuwe situatie zingt. Je kijkt dan vanuit een andere invalshoek naar het lied, dat daardoor wint aan betekenis. Bij dit lied is dat dus omgekeerd: het is echt vanuit, en gekleurd door, de huidige tijd geschreven. Dat geeft het lied een bijzondere glans van herkenning. Het improviseren met thuisonderwijs, het plotselinge thuiswerken, het afstand houden, de angst om misschien zelf besmet te raken. De verveling die toeslaat bij mensen die niks meer omhanden hebben en geen afleiding kunnen vinden. En de onzekerheid van zzp’ers of ze nog wel werk hebben en inkomen. Het komt allemaal terug in het lied.
Nieuwe morgen
Het gehoopte einde van deze nare tijd wordt – zowel in het oorspronkelijke lied als in de nieuwe versie – in het meer hoopvol getoonzette refrein verbonden met de gedachte van de komst van de wereld van God. Of in deze Veertigdagentijd simpeler gezegd: de komst van de nieuwe morgen, de dag van bevrijding en opstanding, waarop alles nieuw zal zijn en die voortkomt uit Gods trouw aan zijn schepping. De laatste uitroep ‘God kom gauw!’ beantwoordt aan ons aller gevoel van ongeduld van deze dagen. God wordt hiermee voorgesteld als de grote bevrijdende kracht in het bestaan.
| terug
|
|
|
|
|
|